Traumapsychiater Judith Herman: ‘Verandering begint met de stilte doorbreken’

We leven in gevaarlijke tijden, waarschuwt psychiater en traumaexpert Judith Herman (83), en zij zou het moeten weten. Als een van de grondleggers van de traumapsychologie ziet ze in de mondiale politiek precies dezelfde patronen van machtsmisbruik die ze vijftig jaar lang in haar spreekkamer heeft bestudeerd. Van Trump tot autoritaire leiders wereldwijd: overal herkent ze de mechanismen van dominantie en ondergeschiktheid waaronder haar cliënten op individueel niveau hadden te lijden.
Waar de psychiatrie trauma van oudsher vooral associeerde met oorlog, bewees Herman dat vergelijkbare psychische schade ontstaat door misbruik dichterbij huis, in woon- en slaapkamers. Haar baanbrekende onderzoek in de jaren tachtig maakte dat duidelijk: slachtoffers van incest, huiselijk geweld en seksueel misbruik ontwikkelen vergelijkbare symptomen als gemartelde krijgsgevangenen. In beide gevallen is psychologisch trauma het resultaat van systematische onderdrukking volgens wat Herman ‘de regels van de tirannie’ noemt – waarover zo meer.
Met Trauma en herstel uit 1992, door The New York Times uitgeroepen tot ‘een van de belangrijkste psychiatrische werken sinds Freud’, veranderde Herman fundamenteel hoe we naar psychisch leed kijken. Trauma werd geen persoonlijk falen meer, maar een logisch gevolg van machtsmisbruik.
Wat hebben slachtoffers nodig om te helen?
Voor haar nieuwste boek Waarheid, eerherstel en gerechtigheid onderzocht Herman wat slachtoffers werkelijk nodig hebben om te helen. Het antwoord zit niet in het bestraffen van de dader, maar in iets veel krachtiger: erkenning, excuses en oprechte verantwoordelijkheid, niet zozeer van de dader, maar van de omstanders die wegkeken toen het misbruik plaatsvond.
Via een videoverbinding spreek ik Herman vanuit haar huis in het Amerikaanse Cambridge. Ze is nog aan het herstellen van een heupoperatie, maar ze klinkt monter. Dit soort interviews zijn belangrijker dan ooit, vertelt ze, nu machthebbers wereldwijd de democratie onder druk zetten en de klimaatcrisis onze gezamenlijke overleving bedreigt.
U begon uw loopbaan met een baanbrekend boek over incest. Hoe kwam dat onderwerp op uw pad?
‘Mijn twee eerste patiënten hadden een zelfmoordpoging gedaan, en beiden vertelden dat ze als kind seksueel misbruikt waren door hun vader. Ik studeerde psychiatrie en in mijn studieboek stond dat incest voorkwam bij een op de miljoen mensen.
Hoe was het dan mogelijk dat ik als beginnend psychiater al twee gevallen zag binnen een maand? Dat was statistisch onmogelijk. Mijn conclusie was dat incest veel vaker moest voorkomen dan iemand wilde toegeven. Het was een taboedoorbraak.
Freud had eerder ontdekt dat veel vrouwen met wat hij ‘hysterie’ noemde, seksueel misbruikt waren, maar toen zijn mannelijke collega’s hem bekritiseerden, trok hij zijn bevindingen in en beweerde dat vrouwen het allemaal hadden gefantaseerd. Wij moesten feitelijk opnieuw bewijzen wat al een eeuw eerder bekend was.’
Wanneer begon u parallellen te zien tussen trauma door incest en andere vormen van trauma, zoals door oorlog of marteling?
‘In het begin van de jaren tachtig nam ik deel aan een traumastudiegroep opgezet door traumatherapeut Bessel van der Kolk. In deze groep zaten therapeuten die werkten met oorlogsveteranen, misbruikte kinderen en volwassen slachtoffers van seksueel geweld.
Door die verschillende ervaringen naast elkaar te zien, besefte ik: trauma is trauma. Of het nu gaat om een militair die verschrikkelijk geweld heeft meegemaakt of een vrouw die is verkracht, de symptomen zijn vergelijkbaar: flashbacks, nachtmerries, schrikreacties en een gevoel van verdoving en vervreemding.’
In uw laatste boek beschrijft u ‘de regels van tirannie’. Kunt u die eens uitleggen?
‘De regels van tirannie zijn de impliciete wetten van machtsmisbruik. De sterken doen wat ze willen, omdat ze het kunnen. De zwakken en kwetsbaren onderwerpen zich. En omstanders zijn angstvallig stil, moedwillig blind of willens en wetens medeplichtig.
Die regels gelden in de privésfeer, zoals bij huiselijk geweld, maar ook op de werkvloer of in de politiek. Zo was er een federale rechter in de VS die tegen zijn medewerkers zei: ‘Ik bepaal wat je leest, wat je schrijft en wat je eet. Je slaapt alleen als ik zeg dat je mag slapen. Je poept alleen als ik zeg dat ik het mag.’ Decennialang was hij berucht om zijn vernederende en seksueel intimiderende gedrag. Die houding, ‘ik mag dit, omdat ik het kan’, is typisch voor daders.’
‘Het met geweld innemen van land is vergelijkbaar met het innemen van het lichaam van een vrouw’
Herkent u die regels van tirannie nu ook in de huidige politiek?
‘Absoluut. Trump laat zien hoe ‘de sterke man’ opereert: hij neemt wat hij wil en verwacht dat anderen zich onderwerpen. En omstanders grijpen niet in. Kijk naar techmiljardairs die zijn hielen kwamen likken, of Republikeinse senatoren die hem verdedigen uit angst.
Dit patroon van denken dat anderen jouw eigendom zijn zie ik ook in hoe hij over vrouwen spreekt. Er is een directe lijn tussen hoe autoritaire mannen vrouwen behandelen en hun internationale politiek. Het met geweld innemen van land is vergelijkbaar met het innemen van het lichaam van een vrouw; vanuit historisch perspectief zijn verkrachting en oorlog vaak hand in hand gegaan.’
Als misbruikslachtoffer is het vaak moeilijk om te praten over wat je meemaakt. Hoe komt dat?
‘Slachtoffers zwijgen vaak lang uit angst en schaamte. Daders gebruiken methoden van ‘dwingende controle’: bankrekeningen controleren, contact met familie en vrienden verbieden, elke beweging bewaken, kleineren en vernederen. ‘Je bent dom en lelijk, niemand houdt van je,’ is een veelgehoorde boodschap.
Het ergste is wanneer slachtoffers gedwongen worden tegen hun diepste overtuigingen in te handelen, zoals een moeder die haar kind niet durft te beschermen uit angst voor geweld. Dit breekt mensen: ze gaan zichzelf straffen uit schuldgevoel, waardoor de dader hen niet meer hoeft te bedreigen.’
Hoe schadelijk is het om hierover te zwijgen als slachtoffer?
‘Hoe langer mensen zwijgen, hoe geïsoleerder ze raken. Isolatie versterkt bovendien het gevoel van schaamte en vervreemding. Slachtoffers gaan denken: misschien was het wel mijn schuld, misschien ben ik gek of overdrijf ik. Zonder bevestiging van buitenaf blijven ze gevangen in de werkelijkheid van de dader.’
Voor uw laatste boek vroeg u aan dertig slachtoffers van seksueel geweld hoe gerechtigheid er voor hen uitziet. Wat vertelden zij u?
‘Drie dingen zijn cruciaal: erkenning, excuses en verantwoordelijkheid. Erkenning van de waarheid van het slachtoffer en van de schade en het leed, en oprechte excuses waaruit berouw blijkt. Wat slachtoffers vooral niet willen horen is dat ze ‘eroverheen moeten komen’.
Net als vragen als: waarom vertel je dit nu pas, of waarom ben je niet gewoon weggegaan? Opvallend vond ik dat de meeste slachtoffers niet geïnteresseerd zijn in veroordeling en bestraffing van de dader. Veel belangrijker is dat hun eigen omgeving zich achter hen schaart en de verantwoordelijkheid komt te liggen waar zij hoort: bij de dader. Wanneer dat gebeurt, worden wraakgevoelens getransformeerd in rechtvaardige verontwaardiging, wat een krachtige bron kan zijn voor herstel.’
Hoe kan herstel er concreet uitzien?
‘Collectieve erkenning werkt als een tegengif voor schaamte. Een student van mij werkte ooit met een Rwandese vluchtelinge die haar hele familie had verloren in de genocide. Ze had ernstige posttraumatische stress: sprong op bij elk geluid, sprak nauwelijks en hield haar hoofd gebogen. Mijn student hielp haar met haar asielzaak, documenteerde haar verhaal en zorgde dat ze veilig werd.
Maanden later kwam ze terug, lachend en pratend. Ze had asiel gekregen en zei: ‘Jij luisterde naar me en hielp me met wat ik nodig had. Dat herstelde mijn vertrouwen in mensen.’ Op maatschappelijk niveau zien we dit ook bij de MeToo-beweging: plotseling durfden vrouwen hun verhalen te vertellen omdat anderen hen waren voorgegaan.’
‘Moed is besmettelijk, net zoals schaamte en angst dat zijn’
Omstanders blijken cruciaal in het herstelproces. Hoe kunnen zij het verschil maken?
‘Moed is besmettelijk, net zoals schaamte en angst dat zijn. Als één persoon opstaat en zich uitspreekt, moedigt dat anderen aan. Daarom heb je een sociale beweging nodig, want niemand kan dit alleen. Wie het aandurft een slachtoffer te steunen, loopt immers zelf risico.
Maar echte verandering begint met het doorbreken van die stilte. Het gaat om het creëren van wat ik een ‘morele gemeenschap’ noem, een netwerk van mensen die zeggen: wij staan achter slachtoffers, niet achter daders.
Neem de vrouwenbeweging in de jaren zeventig: zij openden opvanghuizen voor mishandelde vrouwen en zorgden ervoor dat de wet slachtoffers beter beschermt. Je kunt bijna overal beginnen: wat dan ook je woede of verontwaardiging opwekt, daarvoor kun je je energie inzetten en medestanders zoeken.’
U kreeg ook kritiek van collega’s die vinden dat u te veel verschillende trauma’s op één hoop gooit. Hoe kijkt u daartegenaan?
‘Mensen die jarenlang zijn misbruikt of onderdrukt, van incestslachtoffers tot politieke gevangenen, ontwikkelen veel complexere symptomen dan mensen die één traumatische gebeurtenis meemaken. Waar een ‘gewone’ posttraumatische stressstoornis (PTSS) vooral bestaat uit flashbacks en angstklachten, zie ik bij langdurige trauma’s ook ernstige identiteitsproblemen, verstoorde relaties en diepe gevoelens van schaamte. Traditionele PTSS-behandelingen falen vaak bij deze patiënten.
Toch weigert de APA, de Amerikaanse beroepsvereniging voor psychiaters, dat nog steeds te onderkennen, terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie WHO het wel erkent, waardoor patiënten in Europa en de rest van de wereld wel de juiste diagnose kunnen krijgen. Machtige groepen verdedigen hun territorium, zelfs ten koste van mensen die hulp nodig hebben.
Wanneer je te maken hebt met controversiële onderwerpen zoals trauma, vereist vooruitgang vaak een sociale inspanning. Eerst moet er zo’n beweging zijn die zegt: ‘Luister naar deze mensen,’ dan pas volgt de wetenschappelijke erkenning. Bij incest, bij oorlogstrauma, en nu bij complexe PTSS, het patroon is altijd hetzelfde. De wetenschap volgt de politiek, niet andersom.’
Hoe houdt u zelf hoop in deze tijden van uitersten?
‘Ik zie steeds meer verzet ontwaken. MeToo groeide uit tot een wereldwijde beweging waarbij slachtoffers eindelijk hun stem vonden. In de VS gaan miljoenen mensen de straat op om te demonstreren tegen Trumps beleid.
Na vijftig jaar in dit werk weet ik inmiddels dat gewone mensen die hun krachten bundelen uiteindelijk degenen zijn die systemen kunnen veranderen. Dat is ook hard nodig, want we hebben haast. Dezelfde patronen van machtsmisbruik die ik altijd bestudeer – van huiselijk geweld tot internationale politiek – bedreigen nu onze gezamenlijke overleving.
Autoritaire leiders ontlenen hun macht in toenemende mate aan de olie-industrie die systematisch klimaatactie blokkeert. Als olie de wereld regeert, hebben we niet veel tijd meer.
Mijn moeder leerde me iets wat ik nooit ben vergeten: activisme is het tegengif voor wanhoop. Het makkelijkste is om door te gaan met je leven en niets te doen. Maar wie zich inzet voor verandering, brengt vaak het beste in zichzelf en anderen naar boven. Met andere woorden: zoek je medestanders op en ga aan de slag. Je zult ervan versteld staan wat je samen kunt bereiken.’
Judith Herman (1942) is senior docent psychiatrie aan Harvard Medical School. Ze was 38 jaar directeur opleidingen van het Victims of Violence-programma van Cambridge Health Alliance. Ze geldt als pionier op het gebied van seksueel geweld en posttraumatische stress. Haar werk legde de basis voor het begrip van complexe PTSS. Ze is auteur van Father-daughter incest (1981) en Trauma en herstel (1992). Haar nieuwe boek, Waarheid, eerherstel en gerechtigheid (Mens, 2024), pleit voor helende gerechtigheid vanuit slachtofferperspectief.