‘Ik zei het toch’: een zin die je beter kunt vermijden – en wat je wel kunt zeggen of doen
‘Ik zei het toch.’ De zin brandt op je lippen wanneer het heel hard begint te regenen en je vriendin, die niet naar jouw waarschuwing luisterde en zonder jas naar buiten ging, kletsnat wordt. Het lijkt een perfecte gelegenheid om iemand even met de neus op de feiten te drukken – maar dit is waarom je het beter niet kunt zeggen.
Het zeggen van de zin ‘ik zei het toch’ voelt misschien als simpelweg vaststellen wat er is gebeurd. Maar stiekem doen we het ook voor onszelf, zeggen psychologen Elisa Bronfman en Johanna Sagarin in een artikel van Psychology Today. Het geeft ons een goed gevoel: ík zou deze fout niet maken. Het sust onze eigen angst om ooit in dezelfde val te lopen. Maar de ontvanger van de zin? Die voelt zich vooral in negatieve zin terechtgewezen, zeggen ze.
Waarom je de zin moet vermijden
Wanneer iemand een fout maakt – of dat nu slordigheid is of pech – is dat meestal al pijnlijk genoeg. ‘Ik zei het toch’ maakt die pijn alleen maar groter. Dit zijn de gevolgen, zeggen Bronfman en Sagarin:
- De ander kan het gevoel krijgen dat je geen empathie hebt. En dat je je ergert aan zijn of haar gedrag.
- Je laat de ander weten dat je vindt dat hij of zij recht heeft op het gevolg van de fout die is gemaakt.
- De ander kan het gevoel krijgen dat je niet wilt helpen – in ieder geval niet zonder oordeel.
- Het kan ervoor zorgen dat de ander zich schaamt. Daardoor kan diegene contact met je gaan vermijden op momenten waarop jij hem of haar kan veroordelen.
Wat je beter kunt doen
Volgens Bronfman en Sagarin kun je beter het volgende doen:
- Toon empathie. Zeg bijvoorbeeld: ‘Wat vervelend dat dit is gebeurd.’ Laat zien dat je meeleeft met de ander.
- Bedenk dat het niet met opzet is gedaan. Dat helpt om de ander zich niet schuldig of beschaamd te laten voelen. Soms ligt de fout bij een ander of was het simpelweg een vergissing. Ook als het wel aan de persoon zelf lag, zoals het niet openen van een e-mail, was het niet opzettelijk.
- Luister zonder oordeel. Geef aandacht aan de ander. Maak oogcontact, toon interesse en stel vragen die helpen verduidelijken. Doe dit zonder kritische opmerkingen.
- Geef de ander de regie. Stel de ander bijvoorbeeld de vraag: ‘Wat kun je doen om het op te lossen?’ Neem het niet van de ander over. Geef het gevoel van handelingsbekwaamheid terug. Dan krijgt de ander het gevoel dat hij of zij zo’n fout in de toekomst kan voorkomen. Zeg bijvoorbeeld ook: ‘Ik weet dat je die fout niet nog een keer zult maken.’
- Bied steun aan waar het kan. Laat zien dat je wil helpen. Denk mee of bied iets aan.
Bronfman en Sagarin geven aan dat het ook belangrijk is om even stil te staan bij jezelf. Bedenk hoe het voelt voor jou wanneer iemand je fout veroordeelt, in tegenstelling tot wanneer iemand vriendelijk en zonder oordeel op jouw handelen reageert. Zou jij ‘ik zei het toch’ willen horen?
Ook interessant: Blijft iemand maar eindeloos praten? Zo breek je beleefd in