Ik heb mijn moeder van alles kwalijk genomen, maar nooit dat ik een donorkind ben. Anders was ik er niet geweest. In mijn jeugd was er altijd rommel aan de hand: mijn moeder is een tijd erg met zichzelf bezig geweest en met mijn verschillende stiefvaders kon ik het niet altijd even goed vinden. Daardoor heb ik als kind al geleerd het zelf uit te zoeken. Maar dat heb ik nooit opgehangen aan het feit dat ik een donorkind ben.
Het verdriet van kinderloosheid
Geen armpjes om je nek, geen eerste schooldag, geen kleinkinderen om te verwennen. Ongewenste kinder...
Lees verderMijn moeder is er altijd open over geweest: zij en haar toenmalige partner konden geen kinderen krijgen. Ik heb weinig vaderfiguur als voorbeeld gehad, maar ik heb het nooit gemist. De vaderrol is in mijn ogen een functie, dat is iets anders dan biologische achtergrond.
Op mijn 28ste ben ik zelf donor geworden. Sindsdien ben ik vaker nieuwsgierig naar mijn biologische vader. Als ik er ooit achter kom wie dat is, is het mooi, maar ik vind het niet waard er heel veel moeite voor te doen. Ik ben best tevreden met de familie die ik ken. Ik heb een heel sterke band met mijn oudere geadopteerde broer en mijn jongere halfbroertje.
Soms kan ik zien van wie ik bepaalde eigenschappen heb. Soms niet, zoals bijvoorbeeld mijn neiging om erg met mijn handen te praten. In beide gevallen zijn het mÃjn eigenschappen. Ik ben erg blij dat ik besta en ik hoop dat de kinderen die eventueel door mijn donorschap worden geboren, dat ook zijn. Ik ben anonieme donor bij een ziekenhuis omdat ik zelf ook via die weg ben ontstaan. Ik ben nu niet degene die besluit wie ouder wordt of niet, wie ik “help” of niet. Bovendien worden wensouders daar gescreend en begeleid.
"'Ik ben ook donor, maar mijn kinderen mogen me kennen'"
-Verder denk ik dat het voor de opvoedende ouders makkelijker is als hun kind niet vanaf de geboorte weet wie zijn donorvader is. Mijn eventuele kinderen krijgen op hun 16de toegang tot mijn gegevens; dat is sinds 2004 wettelijk zo geregeld. Mochten ze me opzoeken en vragen hebben, dan zal er iemand tegenover ze zitten die dezelfde vragen heeft gehad. Die met ze meevoelt. Ze zijn allemaal welkom.’