Als geadopteerde weet Kathalijn Vergeer hoe het is om ontworteld te zijn. En hoe hobbelig de weg kan zijn in de zoektocht naar je eigen identiteit.
‘Ik was altijd zoekende. Het had invloed op zowel mijn mentale, fysieke als sociale gezondheid. Ik was mezelf altijd aan het bewijzen, ging grenzen over, liet me alleen maar van mijn beste kant zien. Zonder echt te weten, of accepteren, wie ik was. Pas toen ik de diepte in durfde, kreeg ik meer begrip voor mezelf. En meer grip op het leven.’
Als tiener maakte ze een reis naar haar roots, samen met haar adoptievader en peetoom. Later besloot ze om haar twee studies af te ronden in India en er een jaar te blijven. Ze leerde haar geboorteomgeving kennen, ontmoette zuster Theresa van het weeshuis waar ze als baby verbleef.
Maar een echt ‘vinden’ bleef uit. Totdat ze burn-out raakte en wel met zichzelf aan de slag móést. In haar boek Nieuw leven. Op reis naar jezelf kun je nooit verdwalen, vertelt Vergeer – inmiddels werkzaam als coach – haar persoonlijke verhaal.
‘Ik hoop daar anderen mee te inspireren. Door open en kwetsbaar te zijn, laten we onze maskers zakken. En gaan we onszelf en elkaar meer zien. Geadopteerd of niet, we zijn allemaal gevormd door hoe we reageerden op wat op ons pad kwam. Gevraagd of ongevraagd.
Uiteindelijk kun je zelf de stappen zetten om dichter bij je kern te komen en te blijven. En anderen vragen om je daarbij te helpen. Een vaardigheid waar juist in deze tijd, waarin een op de vijf personen last heeft van burn-outklachten, behoefte aan is.’ Op de volgende pagina’s (bewerkte) fragmenten uit Vergeers boek.
De adoptieopstelling
‘Als adoptiekind gaat het niet alleen om wat je hebt gekregen, maar ook om wat je bent kwijtgeraakt.’ Vandaag maak ik kennis met adoptieopstellingen. Onze groepsbegeleider Hilbrand is zelf geadopteerd uit Zuid-Korea.
In deze variant op familieopstellingen representeren de andere deelnemers onze familieleden. Al onze familieleden. Zo maken ze de binding met al onze ouders zichtbaar – net als de blokkades die er in onze systemen zitten.
‘Ik wil niet dat daar iets verandert.’ Ik wijs naar achteren en zit huilend op mijn knieën tegenover twee deelnemers die mijn biologische moeder en vader representeren. ‘Je moet. Je kunt niet iets met je ouders van afstamming willen, zonder dat er iets verandert in je huidige systeem met je adoptieouders. Daar gaat hoe dan ook beweging komen,’ zegt Hilbrand.
Ik huil zo oorverdovend dat ik hem amper hoor. ‘Maar ik wil niet.’ Mijn schouders schokken en voel de pijn door merg en been gaan. ‘Kijk je moeder van afstamming aan en zeg wat je haar wilt vertellen,’ vervolgt Hilbrand.
Ik krijg mezelf langzaam onder controle en kijk op: ‘Ik wil je graag in mijn leven, maar ik ben te bang dat ik iets kapot maak in mijn huidige leven. Ik laat je misschien toe als ik eraan toe ben, maar nu nog niet.’
Ik ga weer zitten, neem een glas water en laat indalen wat er zojuist gebeurd is. Ik voel me compleet gesloopt. Na de opstellingendag heb ik nog drie dagen last van spierpijn. Ik ben 26 jaar en lijk nu pas te beseffen dat ik niet twee, maar vier ouders heb.
De brief
Ik ben op Schiphol om mijn ouders uit te zwaaien. Ze gaan met twee vrienden naar India. Een reis naar India zonder mij. Ik geef mijn vader en moeder allebei een munt mee van Christoffel van Lycië, de beschermheilige van reizigers. Ook stop ik stiekem een envelop in hun koffer.
Lieve papa en mama, Ik heb me vaak afgevraagd wat het met jullie doet om weer terug te gaan naar mijn geboorteland. Met welke ogen kijken jullie als jullie daar zijn? Zien jullie mij terug in de ogen van de Indiërs die jullie vol vrolijkheid en nieuwsgierigheid aankijken? Zien jullie mij terug in de vorm van hun lichaam, de soepele pols- en hoofdbewegingen, de manier waarop ze hun verhaal wel, maar vooral ook niet vertellen?
India is deel van mij, ik hoef slechts in de spiegel te kijken om dat te weten. Desondanks is India een deel van mij waar ik lange tijd nooit echt naar heb durven te kijken. Ja, ik ging in Indiase jurk naar de verjaardag van juf Marijke en hield in groep vijf een spreekbeurt over adoptie.
Mijn roots-reis van een jaar in India was als een spiegel waarin ik eindelijk zag waarom ik doe wat ik doe en ben zoals ik ben. Maar dat echt erkennen, accepteren – en dat vooral zien als een deel van mij – is me nooit echt gelukt. Geadopteerden hebben vaak last van dubbele loyaliteitsproblematiek en dat ervaar ik ook.
Ze schijnen door hun adoptie twee bewegingen te maken. Ze zetten zich of af tegen hun nieuwe thuis en blijven loyaal aan hun geboorteland en biologische ouders, of ze zetten zich juist af tegen hun afkomst of ontkennen die en zijn trouw aan hun nieuwe plek.
Ik behoor tot de laatste. Beide situaties zijn ongezond, omdat ze de identiteitsontwikkeling stagneren of gedragsproblematiek veroorzaken. Er wordt veel geschreven over of hulp geboden aan adoptiekinderen, terwijl juist bij adoptievolwassenen grote uitdagingen spelen waarvoor minder aandacht is.
Hoe welkom ik me ook heb gevoeld, hoeveel liefde ik ook van jullie heb ontvangen, als geadopteerde blijft het altijd zoeken om je adoptie een plek te geven. Het is best complex om ouders te hebben die niet, maar ook wel je ouders zijn – en ouders die wel, maar ook niet je ouders zijn.
En hoe kort het ook is geweest, een geadopteerde heeft een verleden in zijn of haar geboorteland. Ik begrijp heel goed dat mijn moeder mij moest afstaan, als ongehuwde vrouw op het platteland. En ik weet dat ze me daarmee een groot geschenk heeft gegeven: naast mijn geboorte, voor de tweede keer een kans op een leven.
Maar het neemt niet weg dat ik als klein meisje heb gevoeld hoe het is om afgestaan te zijn door je eigen moeder. Hoeveel liefde, zorg, kansen en veiligheid ik ook van jullie heb mogen ontvangen, dat is iets wat ver buiten jullie macht toch invloed op mijn leven heeft gehad.
Al jong heb ik ervaren hoe het is om afgewezen te worden en was het voor mij niet vanzelfsprekend om ergens bij te horen, of er te mogen zijn om wie ik ben. Die angst heeft op verschillende manieren doorgewerkt in mijn leven.
Ik ging vaak over mijn eigen grenzen heen. Als geadopteerde was ik de ‘lucky one’, dus moest ik – in mijn optiek – bewijzen dat ik die kans op een nieuw leven waard was: een vwo-diploma halen, twee studies, een goede baan, enzovoorts.
Jullie hebben altijd wel gemerkt dat ik gejaagd, onrustig en grenzeloos ben, in elk opzicht. Dit heeft mij heel ver gebracht. Maar nu zijn mijn oude ‘maniertjes’ en gedragspatronen niet meer genoeg om me staande te houden.
Ik merk dat niet alleen mijn omgeving er last van heeft dat ik onrustig en gejaagd ben, maar dat ik er ook zelf helemaal gek van word. Dus werd ik gedwongen om eerlijk naar mezelf te kijken en vragen te beantwoorden als: waarom reageer ik zoals ik reageer en doe ik zoals ik doe? Wat zit daarachter?
Daar denk ik sinds mijn laatste reis door India steeds vaker over na. Waar kom ik vandaan, wat is mijn oorsprong? Hoe kan ik meer rust en acceptatie vinden en zowel mijn ouders van afstamming als jullie een plek geven? Zodat ik geen innerlijke strijd meer voel en niet meer hoef te kiezen, zonder dat ik me schuldig voel of iets kapot maak of kwijtraak.
Want dat is de belangrijkste reden dat ik dit nog nooit heb gezegd: ik ben zo ongelooflijk bang jullie pijn te doen, ondankbaar over te komen en het allerergste: jullie kwijt te raken.
Ik weet nog goed dat mama me op mijn 25e verjaardag opbelde: ‘Kaatje, waar ik nieuwsgierig naar ben: denk jij op je verjaardag ook altijd even aan je moeder in India? Ik namelijk wel, en in mijn hoofd feliciteer ik haar dan even.’
Ik schoot vol. Ten eerste omdat ik zelf niet elk jaar aan haar dacht, maar ook omdat ik voor het eerst hoorde dat mama dat soms dus wel deed. Misschien hebben jullie allang geaccepteerd dat er nog een andere papa en mama zijn, dat ik een verleden in India heb dat deel is van mij. Misschien ben ik de enige die dat nog niet eerder deed – en ben ik daar nu mee bezig.
De ontmoeting
We staan tegenover elkaar en kijken elkaar aan. Het gevoel van ongeloof dat ik bij onze eerste ontmoeting had, heeft plaatsgemaakt voor een gevoel van bevestiging. Zie je wel, ze bestaat echt. Kamal, mijn biologische moeder.
Ze begroet me alsof ze wist dat ik weer zou komen. Ik pak haar handen vast en mijn blik laat die van haar niet los. Waar ik me de vorige keer gedwee overgaf aan het moment, aan het lot, voel ik nu van top tot teen hoe een doelgerichtheid zich van mij meester maakt.
Ik kom iets halen. Maar wat? Nog geen twee uur geleden zaten we in de auto met de chauffeur. Ik zat voorin, mama en zuster Theresa op de achterbank. Hoe dichterbij we kwamen, hoe spannender het werd. Zou ze er überhaupt zijn? Was ze misschien niet al overleden? Wat als mijn moeders ruzie krijgen? Wat als mama zich afzijdig houdt? Wat als ze boos op mij is omdat ze misschien denkt dat ik die ‘andere vrouw’ boven haar verkies? Wat als Kamal niets van mama wil weten omdat zij haar kind heeft ‘gestolen’?
Ik laat Kamals hand los en voel hoe mama achter me is opgestaan. Ik zie nieuwsgierigheid en ontroering op haar gezicht. Mijn buik, mijn rug, mijn benen: een warm borrelend gevoel verspreidt zich door mijn hele lichaam. Mijn moeders staan tegenover elkaar.
Ze raken elkaar aan, mama pakt Kamals handen vast. Hun ogen vinden elkaar. Een lach verschijnt. Het voelt alsof iemand in een kamertje van mijn hart de sleutel naar links draait en de deur opent. Alsof een zee van liefde die werd tegengehouden, eindelijk kan en mag gaan stromen.
Hoe bijzonder zal dit voor mama zijn: de vrouw te ontmoeten die haar dochter op de wereld heeft gezet? Hoe vaak zal Kamal wel niet in mama’s gedachten zijn geweest? Hoe vaak heeft ze zich afgevraagd wat voor leven mijn biologische moeder moet hebben gehad? Nagedacht over wat voor vrouw het was en hoe ze mij beter zou begrijpen als ze dat wist?
We nemen met zijn drieën plaats op de bank, dicht tegen elkaar aan, genietend van het moment. Mijn blijdschap overheerst, maar ik voel ook iets anders. Ik zie een glimlach op Kamals gezicht, maar als ik oogcontact zoek, kijkt ze weg. Wil ze me niet toelaten?
Of is dit gewoon cultureel bepaald en ben ik als Nederlander meer gewend om iemand recht in de ogen te kijken? Heeft ze überhaupt door wie die andere vrouw is? Ze houdt constant mijn hand vast. Mama is juist allesbehalve gesloten, zoekt toenadering en laat haar ontroering zien.
We zijn daar, in het moment. Een pauzeknop in het leven die tijdelijk is ingedrukt. Een vertraging in het verleden om in de toekomst te versnellen. Twee vrouwen die elkaar nooit hebben gekend. De twee belangrijkste vrouwen in mijn leven. De een gaf mij het leven, en de ander leerde het mij te leven.
De eerste gaf mij het verlangen naar liefde, en de ander was daar om mij die liefde te geven. Twee moeders die mij samen de kans geven mens te zijn. Hoe kan ik de liefde voor beide moeders, die zo van elkaar verschillen, naast elkaar laten bestaan in mijn leven?
Hoe rouw je over wat je als baby meemaakt en pas als volwassene op je bordje krijgt? Ik weet het nog niet helemaal, maar wat ik voel is dat een stuk van mijn oerwond hier wordt geheeld. Twee lichamen vormen samen met mij een cirkel. Twee verschillende vormen van liefde, verenigd in een moment van enkele seconden.