Ga naar inhoud

De broers en zussen van de dwangstoornis

leestijd 1 minuut
Kort Update: 21 december 2019. (Publicatie: 01 november 1997)
Iemand met een obsessieve-compulsieve stoornis heeft veel last van dwanghandelingen en -gedachten. Zo kan hij voortdurend zijn handen wassen of bevreesd zijn dat een familielid iets ernstigs overkomt. Kenmerkend daarbij is dat de patiënt zelf heel goed beseft dat hij zich vreemd gedraagt, maar het toch niet kan laten.

De Utrechtse farmacologen Berend Olivier en Ruud van Oorschot geven hiervan een boeiend voorbeeld. Modern hersenonderzoek wijst erop dat er bij deze patiënten iets misgaat bij de samenwerking tussen de diep in het brein gelegen zenuwkern nucleus caudatus en bepaalde delen van de hersenschors.

Deze structuur is normaal gesproken verantwoordelijk voor de vorming van gewoonten die geactiveerd kunnen worden zonder erbij na te denken. De mens beschikt daardoor over kant en klare reacties voor verschillende situaties, maar bij de obsessieve-compulsieve stoornis wordt zo’n gewoonte als het ware te vaak geactiveerd. Het boeiende is echter dat dit niet alleen geldt voor dwanggedachten en -handelingen, maar waarschijnlijk ook voor uiteenlopende stoornissen als gokverslaving, kleptomanie, anorexia nervosa en lichamelijke tics.

Al deze stoornissen zouden dus één gemeenschappelijke kern kunnen hebben en moeten misschien in de toekomst op een vrijwel identieke manier behandeld worden. Dit zou betekenen dat op de kaart van de psychiatrie een nieuw land ingekleurd moet worden dat uit veel verschillende provincies bestaat.

(Neuropraxis, november 1997)

Meer lezen over dit thema?
^