Anaïs van Ertvelde: ‘Een lichaam dat buiten de norm valt, wordt gezien als ‘defect’’
Anaïs van Ertvelde is een Vlaamse schrijver, historicus, podcastmaker en columnist, en vertelt in elk nummer over haar leven.
Het is zaterdagochtend, zo vroeg dat de zon niets eens op is, en heel mijn lijf davert van de machinale beats. Lichten flitsen uit en aan. De wanden komen op me af. Ik voel me draaierig worden en sluit mijn ogen. Zelfs dan voel ik mijn oogleden trillen van de vermoeidheid en de nerveuze spanning. Het gedreun gaat onophoudelijk door. Mijn hart dreunt mee. Om mezelf te kalmeren, probeer ik me in te beelden dat ik op een technofeestje ben. Helaas bevind ik me in een MRI-scanner. ‘Stop, stop, stop’, hoor ik iemand in de verte roepen.
Met een ruk rolt de verpleger de draagberrie waar ik op lig weer uit de witte tube. Een tikje te hardhandig grist hij de oorbeschermers van mijn hoofd. ‘Zo gaat het niet lukken’, vermaant hij me. ‘De beelden trekken op niets’, voegt hij eraan toe – alsof ik daar wat aan kan doen. Hij tuurt naar mijn linkerknie die ik maanden eerder brak en waar de specialist nu een scan van wil, en moppert: ‘Je kuit is veel te dik.’
Een minuut of tien geleden had hij enkele verwoede pogingen ondernomen om mijn onderbeen in de klem te krijgen die ervoor moet zorgen dat je niet beweegt tijdens het scannen. Hoe stevig hij ook met heel zijn gewicht op die klem leunde, ze bleef, als een overvol gestouwde koffer, steeds weer openspringen, waardoor hij zich genoodzaakt zag om zonder klem aan de slag te gaan. ‘Je zal toch echt twintig kilo moeten afvallen’, besluit hij, alsof dat diezelfde ochtend nog kan gebeuren.
‘Je zal toch echt apparatuur moeten voorzien die is aangepast aan de lijven waarvoor je beweert zorg te dragen’
Ondanks het prille uur weet ik een snedige repliek te vinden: ‘Je zal toch echt apparatuur moeten voorzien die is aangepast aan de lijven waarvoor je beweert zorg te dragen.’ De verpleger valt even stil.
Vroeger had ik me in een dergelijke situatie geschaamd, mezelf wijsgemaakt dat het aan mij is om ervoor te zorgen dat ik in de smalle mal pas. Nu weet ik dat die verantwoordelijkheid bij de zorgverleners ligt. Dat betoogt ook Jenny Slatman, hoogleraar Medical & Health Humanities aan de Universiteit van Tilburg.
In haar boek Nieuwe lichamelijkheid toont ze hoe onze gezondheidszorg nog te veel gericht is op een standaardlichaam en de vele lichamen die daarbuiten vallen als defect ziet en dus niet het accommoderen waard. Zelfs als het om een afwijking van de norm gaat waar je helemaal niets aan kunt veranderen. Ook toen ik voor diezelfde gebroken knie krukken nodig had, stuurde het ziekenhuis me wandelen. Iemand met een kortere arm als de mijne konden ze niet helpen. Het was uiteindelijk mijn broer die een aangepaste kruk voor mij uit zijn 3D-printer toverde.
‘De fabrikant maakt die klemmen niet in een grotere maat’, mompelt de verpleger terwijl hij zich voor de knoppen zet. ‘Nu goed stilliggen hoor’, roept hij vanachter het scherm. Een half uur later verlaat ik het ziekenhuis met wazig beeldmateriaal voor de specialist. Mezelf kranig verweerd, dat wel, maar evengoed een slechtere kwaliteit zorg gekregen.