Bij toeval ontdekte Maria Grijpma (65) zo’n vijf jaar geleden dat ze geen beelden in haar hoofd kan oproepen.

‘Tijdens een yogales moest ik me een kabbelend beekje voorstellen. Dat ik dat niet voor me zag, en sowieso geen beelden in mijn hoofd heb, daar stond ik nooit bij stil. Totdat iemand mij vertelde over z’n afantasie, het ontbreken van visueel inbeeldings-vermogen – toen pas realiseerde ik me dat ik dat ook heb.

Ik denk nooit in plaatjes. Ik kan zelfs geen geluiden of geuren oproepen of me voorstellen hoe het is om buiten in de vrieskou te lopen. Pas nu besef ik hoe bijzonder dat eigenlijk is.’

Van afantasie tot hyperfantasie

‘Als je aan een groep mensen vraagt: denk aan een appel, wat zie je dan voor je? dan blijkt dat bij sommige mensen het beeld zwart blijft,’ legt Marloes Mak uit.

Als cognitief neuropsycholoog aan de universiteit van Tilburg bestudeert zij dit verschijnsel. Mensen met afantasie kunnen vaak prima beschrijven hoe iets eruitziet – ze kennen de feiten en concepten wel – maar ze hebben er geen enkel mentaal beeld bij.

‘Ze kunnen vaak hun eigen woonkamer of zelfs het gezicht van hun partner en kinderen niet voor zich zien. Ook in hun dromen zien ze geen of minder heldere beelden.’ Maria Grijpma weet overigens dat ze wel in beelden droomt, maar ze kan ze achteraf niet terughalen.

‘Afantasie is het uiteinde van een spectrum,’ verduidelijkt Mak. ‘Het gaat erom in hoeverre je je visueel dingen kunt voorstellen. Na de appel-vraag blijkt dat sommige mensen helemaal niets zien, terwijl voor anderen de appel zo helder en gedetailleerd is dat het lijkt of ze ’m kunnen pakken. En daar zit van alles tussenin.

Sommige mensen zien alleen contouren, vage vlekken of zwart-witplaatjes. Aan de ene kant van het spectrum zit dus superhelder kunnen zien, zoals een foto. Dat noemen we hyperfantasie. En het andere uiterste van het spectrum is afantasie.’

Net even anders

De eerste die over dit fenomeen schreef, was de Britse wetenschapper Francis Galton. In 1880 vroeg hij aan een aantal collega-wetenschappers, waaronder zijn halfneef Charles Darwin: als je terugdenkt aan hoe je ontbijttafel er vanochtend uitzag, wat zie je dan?

Galton ontdekte toen al grote verschillen in voorstellingsvermogen. Daarna bleef het op onderzoeksgebied een tijd stil, totdat de Britse neuroloog Adam Zeman in 2010 een hartpatiënt beschreef die na een medische behandeling plotseling het vermogen verloor om beelden te kunnen zien. Na verdere ondervraging van 21 mensen zonder verbeeldingskracht, lanceerde zijn team de term ‘afantasie’.

Hoewel er nog geen diagnostische test voor bestaat, schat Mak dat 1 tot 5 procent van de mensen afantasie heeft. Soms kan dat het gevolg zijn van een aandoening aan de hersenen of een heftige gebeurtenis, zoals Zeman beschreef, maar de meesten worden ermee geboren.

Mak: ‘In sommige gevallen, zoals Maria, kunnen mensen ook geen geuren, geluiden of andere sensaties terughalen, maar ook daarin zijn gradaties.’

Gemis ervaren

Afantasie is geen ziekte of stoornis, maar het brein van afantasten werkt net even anders. ‘Je kunt het vergelijken met bijvoorbeeld ADHD,’ zegt Mak.

‘Dat komt ongeveer even vaak voor en kun je ook in verschillende gradaties hebben. Bij afantasie en ADHD verwerkt het brein prikkels op een andere manier dan bij de meeste mensen, waardoor je de wereld een beetje anders ervaart en je op een andere manier denkt.

In plaats van een kaart in hun hoofd te zien, navigeren mensen met afantasie bijvoorbeeld door stapsgewijze instructies (zoals in Google Maps) of ze denken in termen van relaties tussen dingen, zoals afstanden of kenmerken. Intussen proberen wetenschappers te ontdekken welke hersengebieden betrokken zijn bij het vormen en oproepen van beelden.

‘Als je ergens naar kijkt, gaat de informatie via je ogen naar de visuele cortex. Die stuurt de informatie vervolgens door naar hoger gelegen breingebieden die de beelden verwerken en er betekenis aan geven aan de hand van je kennis en herinneringen,’ legt Mak uit.

‘Als je die beelden vervolgens later weer oproept, gaat de informatie juist in tegengestelde richting. We denken dat bij mensen met afantasie de communicatie tussen die hersengebieden minder efficiënt is, waardoor het ‘terughalen’ van beelden niet goed lukt.’

Dit verklaart waarom ze geen mentale beelden kunnen oproepen, ondanks dat ze concepten wel begrijpen en beschrijven. Mensen met afantasie beleven hun herinneringen dus vooral mentaal of in woorden; ze hebben vaak een sterk geheugen voor feiten en taal ontwikkeld.

Door het ontbreken van beelden ervaren ze moeite met het oproepen van persoonlijke ervaringen, waardoor herinneringen minder levendig of emotioneel verbonden aanvoelen.

Hoewel slechte verbeelders niet per se ongelukkiger zijn, voelen ze soms wel een soort gemis. Mak: ‘Mensen ervaren gaten in hun geheugen, kunnen niet dagdromen of fantaseren en die leuke zomervakantie niet herbeleven.

Zij hebben die familiefoto’s op hun bureau dus echt nodig, omdat ze zich anders niet kunnen voorstellen hoe hun gezin eruitziet. Dat is pijnlijk. Of ze verdwalen op straat, omdat ze zich de herkenningspunten niet voor de geest kunnen halen en steeds te laat komen. Waardoor ze aan zichzelf gaan twijfelen: ‘Waarom onthoud ik die route niet?’

Maria Grijpma heeft vaak het gevoel gehad er niet echt bij te horen. ‘Als kind voelde ik me verloren en onthecht. Zodra ik van huis weg was, kon ik het beeld van mijn moeder, van thuis, de geuren en geluiden niet meer zien of oproepen. Alles was weg. Heel eenzaam was dat.

Nog steeds heb ik moeite met afscheid nemen. Mijn verstand weet dat ik mijn kinderen en kleinkinderen snel terug zal zien, maar zodra ze uit het zicht zijn is alles weg. Dat voelt echt als een gemis.’ Soms kan een verminderde verbeeldingskracht ook een zegen zijn, bijvoorbeeld voor mensen die een nare gebeurtenis hebben meegemaakt.

Die zullen ze niet of minder zintuigelijk herbeleven. Of ze kunnen zich geen akelige beelden voor de geest halen. Mak: ‘Dat kan in bepaalde beroepen handig zijn, bijvoorbeeld als je een plaats delict moet beschrijven. Tijdens mijn onderzoek ontdekte ik ook dat afantasten vrij makkelijk enge misdaadboeken kunnen lezen.’

Vakantiefoto’s gebruiken

Hoe ga je in het dagelijks leven om met het gebrek aan plaatjes in je hoofd? ‘Nou,’ vertelt Maria, ‘ik heb bijvoorbeeld een grote poster in mijn woonkamer vol met foto’s van mijn geliefden. Zo zijn ze allemaal bij me.

En ik slaap tussen mijn vakantiefoto’s van Texel en Nepal. Ook luister ik veel naar muziek op Spotify. Want als ik die liedjes niet luister, zijn ze helemaal weg uit mijn hoofd. Gelukkig begrijpt mijn man steeds beter dat ik woorden nodig heb en legt hij soms een lief briefje voor me neer, iets tastbaars voor als hij weg is.’

Mak: ‘In plaats van alles in hun hoofd te visualiseren, gebruiken mensen met afantasie – naast foto’s – vaak pen en papier om hun gedachten op een gestructureerde manier neer te zetten. Dat helpt hen om ingewikkelde problemen op te lossen.’

Mak hoopt dat afantasie bekender wordt: ‘Ik heb gemerkt dat mensen het heel fijn vinden als ze na al die jaren begrijpen wat er aan de hand is. Het is een opluchting dat ze nu een verklaring hebben voor hun gevoel van anders zijn.’

Verder hoopt Mak dat door een bredere bekendheid duidelijk wordt dat er mensen zijn die, net zoals bij ADHD, op een andere manier denken en herinneringen beleven. ‘Zo kunnen we meer begrip voor elkaar krijgen.’

Mocht je vragen hebben over afantasie of willen meewerken aan onderzoek naar afantasie in Nederland, neem dan contact op met Marloes Mak: H.M.L.Mak@tilburguniversity.edu

Bronnen, o.a.: P. Argueta e.a., The giant black elephant with white tusks stood in a field of green grass. Cognitive and brain mechanisms underlying aphantasia, Consciousness and Cognition, 2025 / A. Zeman, Aphantasia and hyperphantasia. Exploring imagery vividness extremes, Trends in Cognitive Sciences, 2024